3 mei: Dag van de persvrijheid

In dit artikel, geeft Michaël Merrigan (doctoraal onderzoeker aan het Leuven Institute for Human Rights and Critical Studies) hun opinie en een interessante analysis over de persvrijheid and de rol van pers in onze maatschappij.

“De pers beschermt alles wat ons dierbaar is

Zonder tolerantie en vertrouwen is er geen publiek debat mogelijk, en zonder debat geen vrijheid. De pers is de waakhond van die vrijheid, maar ook de stem van gewone burgers kan steeds luider klinken.  

Vandaag, 3 mei, is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot dag van de persvrijheid. In de eerste plaats denken we dan aan de professionele pers: journalisten, reporters en reportagemakers overal ter wereld, die vaak in moeilijke omstandigheden, en in sommige gevallen met gevaar voor eigen leven, verslag uitbrengen van wat er leeft. Maar eigenlijk zouden we vandaag ook onze eigen vrijheid van meningsuiting moeten vieren. Al blijft daar wellicht nog veel potentieel onbenut.

Het is geen toeval dat een vrijheid die we per definitie allemaal hebben, net in het geval van de pers zo uitvoerig belicht wordt. De pers is immers niet zomaar een beroep. Ze vervult, zoals onder meer het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al vaak gesteld heeft, de rol van ‘waakhond van de democratie.’ Deze term lijkt ons vandaag de dag vaak abstract, maar dat zou ze allerminst mogen zijn. De fundamentele pijlers van onze democratische samenleving – de rechtsstaat, de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden en de politieke democratie – hebben alledrie het vrije debat nodig om te overleven. Het is niet toevallig dat landen waar burgers het vaakst vervolgd worden ook net die landen zijn waar de persvrijheid het meest aan banden is gelegd. Onze relatieve gemoedsrust, zonder vrees voor vervolging en onderdrukking te kunnen leven, hebben wij in zeer grote mate te danken aan de kwaliteit van het publieke debat. De pers, indien ze haar job goed doet, beschermt daarmee alles wat ons dierbaar is, en veel van wat we heden ten dage in België als (te) vanzelfsprekend beschouwen.

We zijn echter op het punt gekomen waarop ook ‘gewone’ burgers, die niets met de pers te maken hebben, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan deze traditionele rolverdeling. Daar waar het maatschappelijk debat vroeger het bijna exclusieve domein van de pers was, hebben wij in deze tijden van digitale media immers allemaal veel meer mogelijkheden om rechtstreeks deel te nemen aan dit debat. Individuen krijgen hierbij de kans om de pers te ondersteunen in zijn essentiële taak. Als de pers de waakhond van de democratie is, kan wie wil nu haar burgerwacht zijn. De vrijheid van meningsuiting wordt immers te vaak eenzijdig benaderd vanuit de grenzen die eraan gesteld worden. Zo is het algemeen bekend dat bepaalde uitingen, zoals bijvoorbeeld laster en eerroof, of het oproepen tot haat of geweld, een gerechtelijk staartje kunnen krijgen.

Er wordt echter veel minder aandacht besteed aan de positieve rol die individuen kunnen vervullen. Indien we werkelijk om onze democratische verworvenheden geven, zouden we eigenlijk zelf meer moeten toezien op de waarden die onze democratie schragen. Deze fundamentele waarden zijn, op het eerste gezicht enigszins ‘ouderwets’, respect en tolerantie. Dit is geen evidente opdracht, niet het minst omdat deze waarden in het politieke spel vaak met opzet verkeerd worden voorgesteld. Sta mij daarom toe deze oproep enigszins te verduidelijken.

Deze potentiële taak is, eerst en vooral, geen verplichting. Ze is slechts een vrijblijvende oproep. Het zou, om meer dan één reden, verkeerd zijn te stellen dat iemand zijn vrijheid van meningsuiting enkel mag aanwenden op een wijze die ‘nuttig’ is voor onze maatschappij. Deze vrijheid omvat immers ook net die vrijheid om dingen te zeggen die misschien wat minder doordacht zijn, of door anderen oninteressant bevonden worden.
Meer zelfs, ook uitingen die als choquerend of provocerend ervaren worden zijn beschermd. Veel van wat we schrijven en zeggen dient niet noodzakelijk direct een ‘hoger doel’ of een ‘breder kader’. Het zijn net die alledaagse gesprekken, mijmeringen en uitwisselingen die het leven kleur geven. Het spreken als ‘zijn’ zonder ‘moeten’. Deze verantwoordelijkheid is misschien ook niet voor iedereen dezelfde. Zo lijkt ze dwingender te worden naargelang de impact die men in de samenleving heeft, groter is. Daarom dragen publieke figuren, zoals politici, een bijzondere verantwoordelijkheid. Maar ook wij als ‘gewone’ burgers hebben, via o.a. sociale media, op fora of opiniepagina’s, een stem. Een stem die bovendien steeds belangrijker wordt. En met dit toegenomen belang, wordt ook het potentiële belang van onze bijdrage groter.

De waarden waar ik naar verwijs, respect en tolerantie, worden echter vaak verkeerd begrepen. Het zijn geenszins voorbijgestreefde of archaïsche constructen uit een ver en te vergeten moralistisch verleden. Ook, en dit wordt al te vaak aangevoerd, veronderstellen ze geen van beide een politieke oriëntatie. Doordat ze in het recente verleden veelvuldig en zonder verdere kwalificatie verweven werden in politieke slogans, hebben deze waarden doorheen de tijd echter veel van hun ‘waarde’ verloren.

Tenslotte, en ook dat is essentieel, zijn ze geen sluier voor permissiviteit of besluiteloosheid. Waar doorgedreven oplossingen nodig zijn, moeten rechtvaardige besluitvormingsmechanismen op tijd en stond het debat van een nodige ‘pauze’ voorzien. Wel zijn deze waarden, wanneer correct begrepen, simpelweg de onontbeerlijke spelregels van het publieke debat, en bijgevolg van onze vrije samenleving. Zo garanderen ze onze fundamentele vrijheid.

Waarin ligt de essentie van deze waarden dan wel? Die essentie is helaas nogal arbeidsintensief. Respect en tolerantie veronderstellen immers een (soms zware) inspanning om de noden van de ander te begrijpen. Ze impliceren dat iedere mens, met zijn eigen achtergrond en eigen bekommernissen – zelfs al klinken die voor sommigen irrationeel – gehoord kan worden. Een debat gebaseerd op dit principe creëert vertrouwen, zelfs indien bepaalde ideeën uiteindelijk niet verwezenlijkt kunnen worden. Hoe groter onze bekommernis, hoe inhoudelijker en dus kwalitatiever het debat kan verlopen.

Het mag er in dat debat dan al eens hard aan toegaan. De publieke ruimte hoort immers de arena te zijn waarin ideeën en opvattingen, in woorden, strijd met elkaar leveren. Zolang ieder debat echter moet leiden tot een overwinningsmars, en de bekommernis om de ander niet langer centraal staat, is het gedoemd om ineffectief en overbodig te worden.

Geen enkele wetgeving, geen zevende, achtste of negende staatshervorming zal de democratische samenleving in dit land kunnen veilig stellen als het publieke debat steeds opnieuw plaatsvindt in de sfeer van wantrouwen die we de laatste jaren vanzelfsprekend zijn gaan vinden. Een sfeer waarin steeds minder inhoudelijke oplossingen ten gronde worden onderzocht, maar waarin simpelweg gepoogd wordt diegenen met wie men het niet eens is, buitenspel te zetten. Deze manier van debatteren is de weg van de minste weerstand: men moet immers de energie niet meer opbrengen om de ander te begrijpen.

Recente voorbeelden zijn helaas legio. Of het nu gaat over Syriëstrijders die gisteren nog gewone schoolkinderen waren, over ‘nieuwkomers’ die zich moeten registreren, over mensen die respect eisen voor hun taal, of voor het geloof dat ze belijden en de kleren die ze dragen, telkens opnieuw blijkt het moeilijk, zoniet onmogelijk, om te praten over wat nu eigenlijk de hoofdbekommernissen van alle betrokkenen zijn. Op termijn erodeert het debat tot op het punt dat enkel strategie overblijft. Dat is meer dan een ‘verharding’ of een ontbreken van ‘gezelligheid’ in het debat. Het tast, sneller dan we denken, de fundamenten van onze vrijheid aan.

In een dergelijke omgeving telkens opnieuw een houding van tolerantie aannemen is moeilijk. Gelukkig hebben individuen, misschien wel voor het eerst in de geschiedenis, massaal de middelen in handen om, woord per woord, een verschil te maken. Om keer op keer opnieuw te ijveren voor begrip, ook voor hen wiens leefwereld wat verder van de onze ligt. We ‘moeten’ natuurlijk niets. Maar net daarom, omdat die vrijheid om iets niet te moeten doen ons zo dierbaar is, doen we het misschien beter wel.”

(Source:Knack)

Tagged with: , ,
Posted in Society

Leave a comment